maandag 19 december 2011

Halverwege

Van vrijdag 16 december tot zaterdag 17 december 145e dag
We zitten midden in een wereld van wolken, zee en wind. Volop wind. Dag en nacht blijft de noord-oost passaat met een kracht van zes beaufort doorstaan. Ontelbaar zijn de golven in getal die maar voortsnellen op weg naar de einder. We laten ze maar onder ons doorrollen. Schepen zijn er niet meer te zien, al de hele week niet. Dolfijnen? Niet meer gezien sinds het legertje flippers dat ons vaarwel zei toen we langs het eiland Santiago voeren. Wel vliegende vissen, met tientallen scheren ze over het water als we er aan komen, op de vlucht voor de 'Robeyne'. Ze gaan hard, met vijftig kilometer of meer gaan ze er vandoor. In de nacht loop je de kans dat ze tegen je gezicht vliegen, terwijl je in een spannende thriller verdiept bent. Regelmatig vallen ze pardoes in de kuip en dan geven we ze snel de vrijheid terug. De schubben die ze achterlaten spoelen we in de ochtend meestal weg. Een rondje over dek is geen overbodige luxe, want ze liggen overal tussen en op, maar dan zijn ze meestal al dood. Langzamerhand verliezen we ook het begrip van tijd. De dagen en nachten gaan geruisloos in elkaar over en het lijkt wel of het verschil kleiner wordt. We houden ons bezig met lezen, veel lezen, eten maken en eten eten, sudoku en over de eindeloze oceaan turen in de hoop iets te zien. Niet boven water, de geheimen van de oceaan zitten beneden ons. Denk maar eens aan de paling trek. De Sargassozee , ten noorden van ons, is de broedplaats van de paling. Als ze voelt dat het haar tijd, meestal na zo'n zes jaar in ons land te hebben geleefd, zwemt en kronkelt de paling uit onze slootjes, vaak door het natte weiland naar het zoute water. Eenmaal daar aangekomen verandert ze van kleur en begint ze aan haar reis van de duizenden mijlen naar de Sargassozee. Daar wordt kuit geschoten en bevrucht. Daarna sterft ze. De larfjes die uit de eieren komen beginnen meteen aan de lange weg van meer dan 3000 mijl terug en komen als glasaaltjes door de zeesluizen weer in onze binnenwateren. Ze hebben er dan ruim twee en een half jaar over gedaan We nemen aan dat het zo gaat, aldus Rob Bijnsdorp, in zijn boek 'De Zee, een ontdekkingsreis' en komen de aaltjes die bij Den Oever het Ijsselmeer binnenzwemmen allemaal uit Nederlandse eitjes of zijn er ook Amerikaanse of Franse ouders. Er is niemand die dat weet. Zolang dat zo is kan ieder verhaal over de ware toedracht niet meer zijn dan een aanname. In zijn boek vinden we nog zo'n wondertje van de natuur. De Amerikaanse longvis leeft als vis met kieuwen in ondiep water. Maar tijdens droge perioden verandert het water in een modderige poel en dan moet hij ademen met longen die zich hebben ontwikkeld uit de oorspronkelijke zwemblaas. Zoekend naar de natste plaatsen sleept het diertje zich op zijn borst- en buikvinnen van de ene naar de andere poel. Als onder de gloeiende zon het laatste water verdampt rolt het zich op in een kluit modder Van de laatste uitwerpselen vormt het een leerachtig laagje dat de huid hermetisch afsluit. Met zijn staart beschermt het zijn ogen tegen uitdroging en dan wacht het, verborgen in die modderbal, tot het weer gaat regenen. Vier jaar lang !!!! kan de longvis daar in die droge rivierbedding onder de tropenzon liggen wachten. Over overleven gesproken!
Beer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten