zaterdag 17 december 2011

Eerste week oceaan

Van maandag 12 december 140e dag tot donderdag 15 dec. 143e dag
Laten we deze dag maar eens beginnen met onze blog lezers te bedanken. Met regelmaat krijgen we leuke reacties binnen. Alleen als we in een haven liggen of voor anker en op de wal internet aansluiting kunnen vinden, worden we verblijd met antwoorden. Onze trouwste fan is Jos, Jos Laauwen, die onze hele reis op de voet volgt en alle plaatsen Googled. Hij moet inmiddels meer weten dan wij waar we zoal geweest zijn. Dan Ale en Titie van de Velde, Roelie, Marijke en Madee, Lambert en Linda, Leo en Smaragd, broer Paul en Jonneke en Femke en Paul. Indruk maakte de reactie van Jan en Thea Tholen, zij waren de bouwers en eerste eigenaar van het zeilschip 'de Dikke Druiff' die we op de Gambia rivier tegen kwamen. Zo graag hadden ze zelf deze reis gemaakt met hun eigen schip, door omstandigheden kon dat niet doorgaan. Hopelijk kunnen jullie via ons een beetje meebeleven en genieten. En voor wie we nu vergeten zijn? Sorry, maar toch bedankt!
Om 12.00 zetten we de klok één uur terug. Elke 15 graden die we westelijke komen moet de klok één uur terug. De wereld is verdeeld in 360 graden, gedeeld door 15 graden geeft dat de 24 uren van ons etmaal. Als we onze boardtime zouden aanhouden zitten we straks in het donker te ontbijten. Wel houden we in het logboek de U.T.C ( Universal Time = GMT) We komen al aardig in het ritme van de oceaan. De noord-oost passaat waait erg constant en we hoeven nauwelijks iets aan de zeiltrim te doen. De 'Robeyne' zoekt haar eigen weg tussen de golven, ons windmolentje draait stroom, alleen de zonnecollectoren geven iets minder aangezien we in een gebied met veel bewolking zitten. Dan de wind, we hebben in deze passaat steeds zo'n twintig knopen wind, dat is windkracht vijf. De ware wind dus. De schijnbare wind is minder, we varen immers met de wind mee en lopen gemiddeld vijf knopen. De schijnbare wind, of wel, de wind over dek is dan maar vijftien knopen en dat is maar windkracht vier. Nog een leuk voorbeeld, de grote ferry's tussen Dover en Calais lopen wel 22 knopen ( windkracht zes) als je op een windstille dag als passagier aan dek stapt ervaar je windkracht zes. Mocht het schip tegen een westen wind in ( b.v windkracht 6 ) naar Dover varen, dan staat er aan dek twee maal 22 knopen wind= 44 knopen en dat is windkracht negen! Waarschijnlijk ga je dan snel weer naar binnen! Vaar je mee terug naar Calais en de wind is nog steeds zes beaufort, is het aan dek goed uit te houden, n.m géén wind. De wind dood varen noemen zeilers dat. Oceaanoversteken en ver buiten de scheepvaartroutes varen is een bijzondere belevenis. We houden ons wel aan de wachten maar uitkijk is nauwelijks nodig. We zijn echt moederziel alleen en de accenten liggen meer op eten, slapen, lezen en genieten. We eten meestal rond zeven uur, voor de kok altijd weer een hele tour om zonder schelden een maaltijd te maken. Door de hoge deining maken we nog steeds enorme onverwachte zwiepers en dan sta je net met je pannetje met gloeiend hete pasta de borden op te scheppen, die je één voor één moet vasthouden anders glijden ze zo weer van de tafel. Na afloop zitten we dan nog wat te kletsen. Niet lang, want degenen die in de nacht over ons, en ons scheepje moeten waken, duiken er vroeg in. De nachten ervaren we derhalve ieder op onze eigen manier. Weggekropen onder de buiskap, wachten tot het laatste leeslampje van de anderen gedoofd is. Het is aarde donker de laatste dagen, geen maan en door de bewolking ook weinig sterren. Het rode lampje aan de windmolen brandt, dat betekent dat ie de accu van stroom voorziet. Kleine brekertjes naast de boot geven een vaag wit licht in een donkere zee. Herkenbare attributen, zoals het buitenboordmotortje aan de reling, de radar reflector, het zonnenpaneel en de wapperende vlag zijn als dansende schimmen in de nacht. En dan de geluiden, het eeuwige ruisen van de straffe passaatwind, de brekende golven, het boegwater langs de romp en de hoge deinings golven die sissend onder ons doorlopen, het janken van de stuurautomaat die uit alle macht probeert de 'Robeyne' op haar goede koers te houden. Het janken klinkt vaak als een Russisch mannenkoor, maar dan allemaal verkouden. Uit de spaarzaam verlichte kajuit komen geluiden van rammelende flessen in het keukenkastje, kopjes en bestek in het afwasbakje en snurkende mannen. Bij het aantrekken van de wind, wat regelmatig het geval is gaat ook het windmolentje een octaafje hoger. Ook moet er dan zeil geminderd worden omdat we toch niet harder zullen gaan. Hoe zit dat? De 'Robeyne' is een traditioneel gebouwd schip, een rondspant met een lange kiel en heeft derhalve veel onderwaterschip, veel waterverplaatsing. Met als resultaat dat er een maximale snelheid te behalen is, de z.g rompsnelhied en die ligt bij ons schip tussen de zes en zeven knopen. Bij windkracht vijf en de volle zeilen halen we dat zomaar. Gaat het dus zeven waaien, komt er alleen maar meer druk op de mast en de tuigage en zullen we niet sneller gaan. Zeil minderen, het zeil oppervlakte verkleinen is dan de juiste manier om materiaal te sparen en comfortabeler te zeilen. Anders ligt het bij wedstrijdschepen zoals we die kennen van de beroemde Volvo Ocean race. Deze hebben heel weinig onderwaterschip, zijn plat en gedragen zich als een overmaatse surfplank op het water. Bij toenemende wind gaan ze ook veel en veel harder lopen. Hun maximale rompsnelheid, ook mede door hun lengte, ligt beduidend hoger, bij een beetje stormachtige wind gaan ze zomaar vijfentwintig knopen en meer. Die hoeven dan nauwelijks te reven omdat daarmee de schijnbare wind, de wind over dek , door hun snelheid, varend met de wind mee, snel afneemt. In de zuidelijke oceanen hebben ze dag records gemaakt van meer dan 550 mijl! Die varen dus in een etmaal van Utrecht naar de Côte D'azur en dat met een zeilboot. Wij zijn blij als we 125 mijl halen! En nu we het toch over bootjes hebben. Jarenlang stond het record van het kleinste bootje ooit de oceaan overgestoken op naam van de 'Tinkerbell' ,een Amerikaanse marine officier voer met dit scheepje over de Atlantische oceaan en het was twee meter en vijf en zestig centimeter lang. ( 2.56 mtr) Nog maar twee seizoenen geleden heeft een ludieke Fransman dit record gebroken en voer met zijn drijvende dobber naar de overkant. Het 'schip' waarmee hij deze record poging ondernam was één meter en zesentachtig centimeter ( 1.86 mtr) !! het kostte hem drie maanden de overkant te bereiken en hij kwam wonderwel fit en vrolijk aan de overkant. Ja, ja. Het kan verkeren.
Beer ( nog 1305 mijl te gaan overigens! )

1 opmerking:

  1. De keer dat ik op het bootje van René mee mocht varen, heeft hij me goed uitgelegd, dat 6 à 7 knopen wel de maxiumsnelheid was. Niet alleen door de diepgang van de boot, maar ook door zijn lengte.
    Maar non-stop een gemiddelde van 5 knopen is toch een mooie snelheid. En door het blauwe en de andere groene pukkeltjes is de reis leuk te volgen. Ik vind het geweldig.
    Alleen zag ik dat de pukkeltjes boven Lissabon, jullie beginstuk dus, nu allemaal verdwenen zijn. Per ongeluk of opzet? Maakt niet uit, maar het viel me gewoon op.
    Goede vaart verder en als het zo doorgaat en de wind zo blijft waaien en de stroming niet tegenzit, zijn jullie met Kerstmis in Paramaribo. Of ben ik nu te optimistisch?

    BeantwoordenVerwijderen