Maandag 19 maart 238ste dag.
Bonjour, bonjour..... klinkt het over
het water, nog maar nauwelijks wakker horen we gestommel naast de
boot en als we onze slaperige hoofden uit het luik steken wanen we
ons op het parkeerterrein in Brussel van de Europese gemeenschap. We
zien alleen maar vlaggen, alle nationaliteiten zijn vertegenwoordigd.
Onder ons een piepklein pieremachocheltje met tussen alle vlaggen een
hoed. Onder die hoed gelukkig een man en hij verkoopt groente en
fruit. Hoewel we eigenlijk nog genoeg hebben, kopen we toch maar wat
grapefruits en bananen. Zo'n ludiek schouwspel kunnen we niet aan ons
voorbij laten gaan. Blij start de man z'n buitenboord motortje en we
zien hem, scheef hangend van de lading groente en fruit en nauwelijks
tegen de wind inkomend vanwege de minstens dertig wapperende vlaggen,
naar de voor anker liggende en waarschijnlijk nog slapende buren
tuffen. In de middag zeilen we rustig op het fokje naar Fort de
France, de hoofdstad van het eiland Martinique, tevens de grootste en
de meest levendige stad van de gehele Carieb. We ankeren vlak bij de
stad. Een gloednieuwe boardwalk waarop toeristen flaneren en kinderen
op allerhande ludieke speeltoestellen hun energie kwijt kunnen. We
gaan niet meer de wal op en laten het geroezemoes van de stad maar
een beetje over ons heen gaan, soms afgewisseld met heftiger geluiden
als jankende motoren en sirenes van politie, brandweer of ambulance.
Het is weer eens even heel wat anders dan de rustieke baaitjes van de
afgelopen dagen. Ook in de avond, als de duizenden lichtjes van de
stad zich mengen met de sterren boven ons, komen de geluiden, die nou
eenmaal bij een stad horen, over het water naar ons toe.
Dinsdag 20 maart 239ste dag.
Het is nog vroeg, m'n drie rondjes
zwemmen rond de boot zitten er op en terwijl ik me sta af te drogen
zie ik in de verte een groot vierkant getuigd zeilschip de baai
inkomen. Ik heb al een vermoeden en met de verrekijker wordt het
bevestigd. Onze Nederlandse trots, de zeilclipper 'Stad Amsterdam' in
al haar glorie. Een grote nationale driekleur wappert statig van de
achtermast. Jammer genoeg vaart ze naar de haven en komt niet ankeren
in onze baai. René heeft weer een project, dit keer is het ons
flux-gate kompas en hij geeft niet op voor hij gevonden heeft, waarom
het niet werkt, zoals het zou moeten werken. Ja, en dan is de dag al
bijna voorbij als we alsnog even de wal opgaan. Een doorsnee Franse
stad, niet erg opwindend, wel valt ons oog op de bibliotheek, een
buitengewoon bijzonder architectonisch gebouw. We stappen binnen in
een oase van rust, twee verdiepingen vol wanden met boeken, hier en
daar zitten studenten geconcentreerd zich te verdiepen in.......??
Laat ze maar. Wij verlaten het indrukwekkende gebouw en lezen bij de
uitgang dat het een ontwerp is van Gustav Eifel ( ja, die van dat
torentje) en dat het in Frankrijk gemaakt is en hier naar Martinique
is verscheept en opgebouwd. In een echt Franse 'Bar tabac' drinken we
ons biertje, dit keer een heerlijke Belgische Leffe. Als we aan ons
tweede rondje beginnen stappen onze vrienden Mike en Katja binnen,
dit keer met Dieter, een collega piloot van Mike die het aandurft om
een paar weken mee te zeilen. Ze komen net van de Ambassade, er moest
een heleboel papierwerk geregeld worden. Mike gaat hun schip naar
Europa laten vervoeren. Hij wil liever niet nogmaals alleen de oceaan
oversteken, de heenreis is hem zwaar tegen gevallen, hun schip is
eigenlijk wat te klein maar het ontbreken van een rolfok heeft hem
het meeste opgebroken. Bij elke squall, en hij heeft er een week lang
vele gehad, moest hij bij nacht en ontij naar het voordek om zeil te
wisselen of weg te nemen. Een van de gespecialiseerde vrachtschepen
van het Nederlandse bedrijf Zevenstern neemt de 'Nubia' mee naar
Europa. Zelf vliegen ze met z'n drieën vanuit St.Thomas naar huis.
Woensdag 21 maart 240ste dag.
Een verrukkelijke zeiltocht langs de
kust brengt ons in een halve dag van Fort de France naar St. Pierre,
aan de voet van de vulkaan Pelée. In het jaar 1658 verdreven de
Europeanen de laatste Carieb indianen, verdreven: ze doodden hen en
de vulkaan was getuige van de slachtpartij. Mount Pelée zou revanche
nemen!!! Maar hij nam z'n tijd. Tot Hemelvaartsdag in 1902 zou het
duren......
In die tijd was St. Pierre, al 250 jaar
oud, uitgegroeid tot een populaire stad met 30.000 inwoners en had
de bijnaam; Parijs van de Carieb. Het was het economische, culturele
en sociale centrum van Martinique. De rijkdom van het eiland lag in
de plantages en de rijksten lagen in de directe omgeving van
St.Pierre. De prachtige natuurlijke baai lag in die tijd vol schepen
uit Europa die rum, suiker, koffie en cacao kwamen laden. De rijkdom
vierde hoogtij, sommige plantagehouders waren multimiljonair. De
welgestelden lieten zich vervoeren met de paardentram. Langs de haven
waren dubieuze kroegen en hoerenkasten met verleidelijke vrouwen om
de zeelui te plezieren. Het is begin april van het jaar 1902 als de
vulkaan begint te rommelen. Op 23 april is er een ernstige eruptie en
een deel van de stad wordt met as bedekt. Gevluchte bewoners van
getroffen dorpen uit de omgeving stromen de stad in. Enkele dagen
voor Hemelvaartsdag zijn er al tamelijk veel slachtoffers in
St.Pierre en omgeving gevallen. Waarom bleven de mensen in de stad??
Evacuatie gaf grote problemen, de wegen van en naar de stad waren
uiterst primitief en de veerboten, het belangrijkste middel van
transport, hadden niet de capaciteit om zoveel mensen ineens te
vervoeren.
Gouverneur Mouttet, pas één jaar op
het eiland, had grote moeite met het probleem. Omringd door de rijke
plantagehouders en andere zakenlieden, die hem ervan overtuigden dat
evacuatie grote financiële consequenties met zich mee zouden
brengen. Als hij desondanks toch tot evacuatie zou overgaan en de
vulkaan zou niet uitbarsten, dan zou hij zijn mooie carrière wel
kunnen vergeten!
Wat doe je in zo'n geval, natuurlijk,
hij vormde een commissie om de risico's te inventariseren. De
commissie werd geleid door monsieur Landes, leraar natuurkunde op de
school. Conclusie: er is géén gevaar. Een redelijk premature
conclusie, die aangaf hoe weinig men in die tijd van vulkanen afwist.
Ook zou evacuatie de komende verkiezingen wel eens héél nadelig
kunnen beïnvloeden. De lokale krant, 'les Colonies' deed zijn best
de mensen te overtuigen dat er geen enkel gevaar dreigde. Toch
verlieten enige honderden inwoners de stad. Dat een vulkaan zo'n
grote stad zou kunnen vernietigen kon men zich onmogelijk
voorstellen. Het is inmiddels 8 mei en Hemelvaartsdag.
Velen, ook uit de verre omtrek, komen
in alle vroegte naar de stad om de dienst in de kerk bij te wonen.
Wel zien ze rode rook uit de vulkaan komen. Dan is het twee minuten
na acht uur. De zijkant van de vulkaan wordt vuurrood en barst open,
een gigantische vuurbal van toxic gas met een temperatuur van over de
duizend graden, met meer kracht dan een atoombom, vernietigt in
slechts drie minuten de hele stad St. Pierre. 29.933 mensen worden
levend verbrand. In één gigantische explosie wordt de gehele stad
van de aardbodem weggevaagd, slechts wat stenen muren van de huizen
staan nog overeind, daartussen de verkoolde lichamen van de inwoners.
Elf van de twaalf voor anker liggende schepen in de baai ondergaan
hetzelfde lot, verbranden en zinken. Slechts één schip weet met
enkele overlevenden weg te komen uit het inferno.
De stad is weer opgebouwd, op de
puinhopen van een tragedie herrees een nieuw St.Pierre. Nu met
slechts 5000 inwoners. Het oogt heel sympathiek vanaf het water
gezien, de huizen zijn tot op het strand gebouwd met in elke
achtertuin wel een paar palmen. In de middag lopen we eerst even
langs het VVV kantoortje en hebben dan nog net een uur om het museum
te bezoeken betreffende de Vulkaan uitbarsting. Ze hebben het
onderverdeeld in St.Pierre vóór en St.Pierre na de ramp. Saint
Pierre avant la catastrophe! Prachtige zwart-wit foto's geven een
beeld van het decadente leven van de stad in 1902. Vrouwen in lange
kleding met witte parasolletjes en de mannen met tropenhelmen en
wandelstok. Langs de kade honderden vaten met rum, klaar voor
verscheping. De vierkant getuigde zeilschepen in de baai zullen voor
het vervoer naar Europa zorgen. De foto's zijn verstilde momenten
maar geven een fascinerend beeld van de stad, die ze de parel van de
Caribbean noemde.
Dan komen foto's van na de ramp en
vitrines met half gesmolten voorwerpen, zoals die uit de
muziekschool, trompetten, klarinetten en trombones, ineen
geschrompeld tot nauwelijks meer te herkennen voorwerpen.
Persoonlijke attributen van inwoners als horloges, brillen, pennen en
tientallen huishoudelijke zaken. Glazen uit een winkel versmolten tot
één grote brok en uit een ijzerwinkel de restanten van duizenden
spijkers,schroeven tot één geheel geklonterd. De grote bronzen klok
van de Kerktoren staat als een mislukte in elkaar gezakte plumpudding
op een voetstuk midden in het kleine museum. Dan lezen we nog iets
heel bijzonders. Er was zegge en schrijve één overlevende. Zijn
naam Cyparis, een moordenaar die in een stenen cel onder de grond
zijn straf uitzat. Vier dagen na de ramp werd hij gevonden, hij had
zich in leven kunnen houden door het regenwater wat langs zijn
celmuur droop ervan af te likken. Hij was ernstig verbrand. Hij werd
een 'beroemde' man en werd later ingehuurd door het Amerikaanse
circus Barnum, die hem als
enige overlevende van het inferno aan
het publiek ten toon stelde, waar hij zijn brandwonden kon laten
zien.
Donderdag 22 maart 241ste dag.
In het VVV blaadje lezen we wat er nog
meer te doen en te beleven is in de omgeving. Onze keus valt op een
bijzondere wandeling langs het 'Canal de Beauregard'.
Tijdens de
steile wandeling naar het beginpunt komen we langs een weiland waar
een stier aan een ketting ligt. Het dier heeft zich helemaal vast
gedraaid en kan geen kant meer op. Z'n ton met water is buiten bereik
en hij ligt in de gloeiende zon met z'n lijf vol vliegen. We halen
de ketting van de boomstronk die daar omheen gewikkeld zit. Het arme
beest loopt gelijk naar de ton en drinkt hem in één keer leeg om
zich daarna aan het groene gras tegoed te doen. Na nog een uur de
berg oplopen zijn we bij het beginpunt van het kanaal. Een
watervoorziening, gebouwd door slaven in 1760, langs een steile
bergwand, voor de destilleerderijen. Het 'kanaal' is hooguit vijftig
centimeter breed en de muurtjes om het water erbinnen te houden nog
géén veertig centimeter. Daarop moet je lopen!! Een groot bord bij
het begin van deze bijzondere Randonnee waarschuwt voor het volgende:
Ten sterkste af te raden voor kinderen en mensen met vertigo (
hoogtevrees). Moedig gaan we op weg, maar na enkele honderden meters
zie ik waar de waarschuwing voor is! Behoorlijk diep beneden me
zitten de vogels in de toppen van de bomen. Dit is niks voor mij.
Omdraaien op een muurtje van slechts 18 inches vind ik al een hele
tour en ik keer terug op mijn eerder gezette angstige schreden. Géén
zin om me drie en een halve kilometer te forceren. René loopt rustig
door, hij zit ook regelmatig hoog in de mast van de 'Robeyne' voor
weer één of ander klusje. Voor hem géén vertigo. We zien elkaar
later die middag wel weer ergens. Volgens Fransen die ik spreek als
ik weer veilig bij het begin sta, heeft de bouw van het kanaal vele
levens van slaven gekost. Er staat ook nog een s.o.s telefoonpaal
voor noodgevallen, dan weet ik dat ik een verstandige beslissing heb
genomen. Het is al met al nog bijna acht kilometer teruglopen en
behoorlijk warm, Terug in het dorp nestel ik me op een terrasje aan
de straat voor een halve liter cola met veel ijs en een omelet
nature. Een corpulente dame in een rijkelijk met bloemen versierde
jurk gaat tegenover het terrasje voor het mooie wit grijze en in
koloniale stijl gebouwde stadhuis zitten. Ze klapt haar meegebrachte
stoeltje uit en uit een boodschappenkar komt een mand met bruine
puntzakken. De duiven, half slapend in de dakgoten van het stadhuis
komen van hun hoge uitkijkposten naar beneden en omringen haar zodra
ze zich gesetteld heeft. Een grote roze hoed tegen de felle zon en
'cadeautjes' van de rondvliegende duiven siert haar hoofd. De
uitbater van het tentje waar ik zit kent haar wel. Ze komt elke dag,
vertelt hij me en ze verkoopt zelden haar nootjes. Als ze er genoeg
van heeft gooit ze de puntzakken leeg op straat en verdringen de
duiven zich voor deze traktatie. Inmiddels heeft René me weer
gevonden en tijdens een heerlijke koude pression vertelt hij
enthousiast over de wandeltocht door een fenomenale natuur. Eten doen
we 's avonds in een gezellig restaurant. De eigenaar en zijn vrouw
kwamen hier ooit binnenvaren met hun zeilboot en waren zo gecharmeerd
van de plaats dat ze zijn blijven hangen en een eethuisje zijn
begonnen, maar dat is wel 24 jaar geleden.
Beer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten