woensdag 1 februari 2012

Vertrek uit Domburg en Suriname

Van vrijdag 27 januari tot dinsdag 31 januari 190e dag Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan, en de tijd van gaan is nu gekomen. We moeten helaas afscheid nemen van onze geliefden. De drie weken zijn voorbij gevlogen, we hebben de dagen goed benut en geprobeerd zoveel mogelijk van dit bijzondere land te weten te komen. Bij ons alle zes heerst het gevoel dat we daar in geslaagd zijn. De avond voor het vertrek gaan we gezellig met elkaar eten in het district Blauwgrond, waar veel Javaanse Surinamers wonen. Een wijk waar vrouwen in de namiddag in sarong rond lopen en de heerlijke geuren van saoto, petjil en teloh van de vele warungs in de avondlucht hangt. We laten ons verwennen met verrukkelijke gerechten uit de Indische keuken, die door uiterst charmante jonge vrouwen op onze tafel worden gezet. We laten onze ervaringen van de laatste weken nog eens de revue passeren en zijn unaniem overtuigd dat Suriname een goede keus was om te bezoeken. De volgende dag staan onze meisjes gepakt en gezakt voor de Eco lodge Thorarica. Nog een laatste zoen en een knuffel en dan stappen ze in de bus op weg naar vliegveld Zanderij, waar zo'n grote blauwe vogel van de KLM ze in acht uur terug naar huis zal brengen. De bus heeft van die donker getinte ramen en onze enthousiast zwaaiende vrouwen lijken wel poppen in een schimmig wajang spel. Langzaam draait de bus het parkeerterrein af, wringt zich in het drukke verkeer van Paramaribo en verdwijnt uit het zicht. Wij gaan terug naar een andere liefde die zacht schommelend op de Suriname rivier ongeduldig aan haar mooring trekt. We rijden naar Domburg en installeren ons weer op ons vertrouwde scheepje met de meegebrachte boodschappen voor de komende reis. Het plan om zondag te vertrekken laten we varen in verband met de heftige regenval en het daarbij slechte zicht en harde wind. Zo'n rommeldagje is trouwens best lekker om weer in het ritme te komen. Tegen borreltijd varen we voor de allerlaatste keer met het bijbootje naar de kant en genieten van de djogo's ( literfles Parbo bier) bij Rita's eethuisje. Na de heerlijke bami's en nassi's zeggen we de overige zeilers en het groepje Nederlandse vissers vaarwel. De maandag begint beter met een flauw zonnetje dat de rivier doet glinsteren. We maken de 'Robeyne' zeeklaar voor de reis van 460 mijl naar Tobago, het kleinste van de twee eilanden die Trinidad en Tobago vormen. Het behoort tot de Kleine Antillen. De ligging is vrij strategisch, niet ver van de kust van Venezuela, net als Guyana en de eilanden in de Caribische zee. Tobago heeft veel goede baaien om te ankeren. Om die reden werd het eiland in de zeventiende eeuw betwist door verschillende Europese mogendheden. De oppervlakte is 300 km2 en telt 50.000 inwoners. Het is maar 42 km lang en 10 breed. Het hoogste punt: Pidgeon Peak reikt 572 meter boven het eiland uit. De hoofdstad heet Scarborough. Het dankt zijn naam aan de tabak (tabacco) die er verbouwd werd. Tobago was ooit Nederlands bezit, het heette toen Nieuw Walcheren. René bekijkt nogmaals de gribfiles en het ziet er voor de komende dagen niet goed uit. Teveel wind uit de verkeerde richting met zware buien. We stellen ons vertrek uit. Vanaf woensdag ziet het er iets beter uit. Tijd genoeg dus om nog wat over Suriname te vertellen. Niet ver van Domburg ligt op twintig minuten rijden het plaatsje Lelydorp, vroeger heette het Kofidjompo, genoemd naar de vluchtende slaaf Kofi. Het verhaal gaat dat hij over een kreek djompte om aan zijn achtervolgers te ontkomen. Cornelis Lely werd in 1905 gouverneur van Suriname, sindsdien is de plaats omgedoopt in Lelydorp. Als Lelystedelingen zijn René en ik natuurlijk geïnteresseerd in deze man, wiens standbeeld hoog boven het stadhuisplein in Lelystad de aandacht trekt. In ons eigen land wordt hij geroemd als grondlegger van de Zuiderzeewerken, maar zijn verdiensten in Nederland worden overschaduwd door één van de grootste infrastructurele mislukkingen in Suriname. Lely liet hier tegen beter weten in een peperdure spoorlijn aanleggen, die nooit rendabel werd. Hij zag het belang van een verbinding vanuit Paramaribo naar de ontoegankelijke jungle. Het goud dat daar uit de bodem werd gehaald, zou per trein eenvoudig naar de hoofdstad kunnen worden vervoerd. Bovendien zouden kleine landbouwers langs de lijn profiteren door op snelle wijze hun producten naar de markt in Paramaribo te kunnen vervoeren. Deskundigen waarschuwden Lely dat hij te optimistisch was, maar hij sloeg alle adviezen in de wind. Hij had het al bij zijn benoeming bedongen: hij wilde alleen gouverneur worden als de spoorlijn zou worden aangelegd. In 1912 was het 173 kilometer lange traject tot de Sarakreek voltooid. Uit zuinigheid werd het traject halverwege onderbroken door een kabelbaan over de rivier bij het toepasselijk genoemde plaatsje Kabel. Het overige deel van de spoorlijn is er nooit gekomen. De goudkoorts was bij de ingebruikname in 1912 alweer voorbij. De enigen die er gebruik van maakten waren de bewoners langs de spoorlijn, die hun agrarische producten naar de stad brachten. De goudtrein werd daarmee ongewild tot markttrein. In de 60-er jaren verdween een deel van de spoorlijn in het stuwmeer. In 1987 reed de laatste trein, mede als gevolg van de binnenlandse oorlog. Vandaag de dag is er nog nauwelijks iets van terug te vinden. Wat veel indruk op ons heeft gemaakt was het bezoek aan de vervallen suikerfabriek en plantage Mariënburg. Een ex- werknemer, de heer Soekardi, een oudere Javaanse man weet alles tot in detail te vertellen. Hij heeft een fotoboek bij zich, waarin prachtig te zien is hoe het er vroeger uitzag. Hij geeft rondleidingen en vertelt over het dramatische verloop van de fabriek. In 1880 werd de verlaten plantage gekocht door de Nederlandse Handel maatschappij ( NHM), die er een suikerfabriek wilde vestigen voor al het suikerriet van de omliggende plantages. Om de enorme suikerfabriek draaiende te houden haalde de NHM contractarbeiders uit Nederlands- en Brits Indië en kocht plantages in de buurt op. In totaal kwamen 3767 Hindostaanse en 7093 Javaanse arbeiders in de onderneming Mariënburg werken. De NHM betaalde de laagste lonen van alle plantageondernemingen van Suriname. Dit leidde regelmatig tot arbeidsconflicten. In 1902 kwam het tot een opstand op de plantage. Uit onvrede over de beloning legden de arbeiders het werk neer. De aangestelde Engelse directeur pakte het niet goed aan en werd met houwers gedood. Nog op dezelfde dag arriveerde het koloniale leger en begon met arrestaties. Dit wekte nog meer de woede van de arbeiders, die, toen ze richting kantoor optrokken, beschoten werden. Hierbij vielen 17 doden en 39 gewonden, van wie later nog zeven mensen stierven. Acht arbeiders werden veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid. In 1974 nam de overheid alles over voor één symbolische gulden, omdat het bedrijf zwaar in de schulden zat. Er kwam, nogal huichelachtig, een Nederlandse delegatie naar Mariënburg om te zien wat er gedaan kon worden om het bedrijf te redden. Dat is nooit gelukt, uiteraard niet, want het waren juist de landbouwsubsidies op de Europese bietsuiker die Mariënburg de nek om hebben gedraaid. In 1986 werd de fabriek gesloten en sindsdien is er niets meer gedaan met het terrein en de gebouwen. Er groeien bomen tussen de grote tandwielen ( Werkspoor Amsterdam) van de suikerrietpers. Meneer Soekardi heeft, en velen honderden met hem, na veertig jaar zware arbeid, slechts twee jaar pensioen ontvangen. Bij de sluiting stopten ook de betalingen. Met plezier betalen we hem de bescheiden tien srd's die hij voor de rondleiding vraagt. ( Bronnen: Surinaamse reisgids en Tropenmuseum Amsterdam) In hetzelfde Surinaamse gidsje' Buitenkansjes' nog een leuk artikeltje over de plaats waar we voor anker liggen: Domburg ligt 25 kilometer onder Paramaribo langs de Suriname rivier. Een langgerekt lintdorp voorbij Boxel, met aan beide zijden van de weg huizen, aan de rivierkant pompeuzer dan aan de landzijde. Het pleintje van Domburg is erg populair, vooral bij de Surinamers. Elke zondag is het afgeladen vol. Over het water staren en smikkelen uit de vele eetstalletjes, terwijl de kinderen ravotten op de onlangs geplaatste klimtoestellen. In de schaduw van de Cool Breeze kan je de tentboot op en neer zien varen naar de nog bewoonde plantage Laarwijk, schuin tegenover. De moeite van de oversteek waard! De ingang van de voormalige koffieplantage Domburg is goed te herkennen aan de majestueuze mahoniebomen. Maar hoe lang nog? Er zijn plannen het pleintje te moderniseren. Daarvoor is een inspraakavond geweest met een heuse architect, helemaal uit Holland, maar het is te hopen dat ze niet alles platgooien, want de gezellige sfeer is dan grondig verpest. Bij Rita's eethuis komen elke dag de wereldreizigers, die op de rivier wonen in hun zeiljachten. Aan het plafond hangen vlaggen van alle landen waar ze vandaan komen en langs de muur staan de onderweg uitgelezen boeken op een nieuwe lener te wachten. Op het terras zitten de dappere zeezeilers zelf, haast elke dag na 17.00 uur, meestal eerder. Aandoenlijk zoals een transportmiddel mensen verbroedert. Velen liggen zolang in Domburg dat de vraag gesteld kan worden of ze tijdens de oceaanoversteek misschien geschrokken zijn van de oneindige leegheid, zodat ze niet verder durven varen en lekker bij elkaar gaan liggen? Waarom reizen als je alleen landgenoten opzoekt? Het is goed beschouwd niets meer dan een camping met dobberende caravans en Rita's Eethuis is dan de campingkantine. Terwijl het thuisfront jaloers is op vermeende avonturen in het verre Suriname, begint bij wijze van spreken binnenkort de eerste bingoavond. Of zijn het de lage prijzen bij Rita en de schamele tien SRD om het schip vast te mogen maken aan een betonblok op de bodem van de rivier? Daarvoor lig je niet in een jachthaven op de Bahama's, waarmee de concurrentiekracht van Domburg bewezen is. Ja, dat laatste is helemaal waar! We zijn al aan het sparen voor de Bahama's! Voor de rest zijn we het wel met het artikel eens, Domburg is leuk, en natuurlijk zijn we dappere zeezeilers en vinden we het leuk om landgenoten te ontmoeten en lekker bier mee te drinken en eindeloos ouwehoeren over bootjes enzo. Maar ons mooie, trouwe, zeewaardige zeilschip 'Robeyne' een dobberende caravan noemen gaat ons een zee te hoog. En we zijn ook niet geschrokken van de oneindige leegheid, in tegendeel, de vrijheid van de oceaan roept ons weer en we kunnen niet wachten tot we het ruime sop weer om ons heen voelen, de zeilen kunnen hijsen en koers kunnen zetten naar Tobago. Beer

1 opmerking:

  1. En laat iedereen nou zo benieuwd zijn of Bernard de reis uitzeilt of binnenkort de elfstedentocht gaat rijden. Laat het de lezers van het blog weten, hou ze niet langer in spanning!
    Liefs
    Madee

    BeantwoordenVerwijderen