vrijdag 23 maart 2012


Maandag 19 maart 238ste dag.
Bonjour, bonjour..... klinkt het over het water, nog maar nauwelijks wakker horen we gestommel naast de boot en als we onze slaperige hoofden uit het luik steken wanen we ons op het parkeerterrein in Brussel van de Europese gemeenschap. We zien alleen maar vlaggen, alle nationaliteiten zijn vertegenwoordigd. Onder ons een piepklein pieremachocheltje met tussen alle vlaggen een hoed. Onder die hoed gelukkig een man en hij verkoopt groente en fruit. Hoewel we eigenlijk nog genoeg hebben, kopen we toch maar wat grapefruits en bananen. Zo'n ludiek schouwspel kunnen we niet aan ons voorbij laten gaan. Blij start de man z'n buitenboord motortje en we zien hem, scheef hangend van de lading groente en fruit en nauwelijks tegen de wind inkomend vanwege de minstens dertig wapperende vlaggen, naar de voor anker liggende en waarschijnlijk nog slapende buren tuffen. In de middag zeilen we rustig op het fokje naar Fort de France, de hoofdstad van het eiland Martinique, tevens de grootste en de meest levendige stad van de gehele Carieb. We ankeren vlak bij de stad. Een gloednieuwe boardwalk waarop toeristen flaneren en kinderen op allerhande ludieke speeltoestellen hun energie kwijt kunnen. We gaan niet meer de wal op en laten het geroezemoes van de stad maar een beetje over ons heen gaan, soms afgewisseld met heftiger geluiden als jankende motoren en sirenes van politie, brandweer of ambulance. Het is weer eens even heel wat anders dan de rustieke baaitjes van de afgelopen dagen. Ook in de avond, als de duizenden lichtjes van de stad zich mengen met de sterren boven ons, komen de geluiden, die nou eenmaal bij een stad horen, over het water naar ons toe.

Dinsdag 20 maart 239ste dag.
Het is nog vroeg, m'n drie rondjes zwemmen rond de boot zitten er op en terwijl ik me sta af te drogen zie ik in de verte een groot vierkant getuigd zeilschip de baai inkomen. Ik heb al een vermoeden en met de verrekijker wordt het bevestigd. Onze Nederlandse trots, de zeilclipper 'Stad Amsterdam' in al haar glorie. Een grote nationale driekleur wappert statig van de achtermast. Jammer genoeg vaart ze naar de haven en komt niet ankeren in onze baai. René heeft weer een project, dit keer is het ons flux-gate kompas en hij geeft niet op voor hij gevonden heeft, waarom het niet werkt, zoals het zou moeten werken. Ja, en dan is de dag al bijna voorbij als we alsnog even de wal opgaan. Een doorsnee Franse stad, niet erg opwindend, wel valt ons oog op de bibliotheek, een buitengewoon bijzonder architectonisch gebouw. We stappen binnen in een oase van rust, twee verdiepingen vol wanden met boeken, hier en daar zitten studenten geconcentreerd zich te verdiepen in.......?? Laat ze maar. Wij verlaten het indrukwekkende gebouw en lezen bij de uitgang dat het een ontwerp is van Gustav Eifel ( ja, die van dat torentje) en dat het in Frankrijk gemaakt is en hier naar Martinique is verscheept en opgebouwd. In een echt Franse 'Bar tabac' drinken we ons biertje, dit keer een heerlijke Belgische Leffe. Als we aan ons tweede rondje beginnen stappen onze vrienden Mike en Katja binnen, dit keer met Dieter, een collega piloot van Mike die het aandurft om een paar weken mee te zeilen. Ze komen net van de Ambassade, er moest een heleboel papierwerk geregeld worden. Mike gaat hun schip naar Europa laten vervoeren. Hij wil liever niet nogmaals alleen de oceaan oversteken, de heenreis is hem zwaar tegen gevallen, hun schip is eigenlijk wat te klein maar het ontbreken van een rolfok heeft hem het meeste opgebroken. Bij elke squall, en hij heeft er een week lang vele gehad, moest hij bij nacht en ontij naar het voordek om zeil te wisselen of weg te nemen. Een van de gespecialiseerde vrachtschepen van het Nederlandse bedrijf Zevenstern neemt de 'Nubia' mee naar Europa. Zelf vliegen ze met z'n drieën vanuit St.Thomas naar huis.

Woensdag 21 maart 240ste dag.
Een verrukkelijke zeiltocht langs de kust brengt ons in een halve dag van Fort de France naar St. Pierre, aan de voet van de vulkaan Pelée. In het jaar 1658 verdreven de Europeanen de laatste Carieb indianen, verdreven: ze doodden hen en de vulkaan was getuige van de slachtpartij. Mount Pelée zou revanche nemen!!! Maar hij nam z'n tijd. Tot Hemelvaartsdag in 1902 zou het duren......

In die tijd was St. Pierre, al 250 jaar oud, uitgegroeid tot een populaire stad met 30.000 inwoners en had de bijnaam; Parijs van de Carieb. Het was het economische, culturele en sociale centrum van Martinique. De rijkdom van het eiland lag in de plantages en de rijksten lagen in de directe omgeving van St.Pierre. De prachtige natuurlijke baai lag in die tijd vol schepen uit Europa die rum, suiker, koffie en cacao kwamen laden. De rijkdom vierde hoogtij, sommige plantagehouders waren multimiljonair. De welgestelden lieten zich vervoeren met de paardentram. Langs de haven waren dubieuze kroegen en hoerenkasten met verleidelijke vrouwen om de zeelui te plezieren. Het is begin april van het jaar 1902 als de vulkaan begint te rommelen. Op 23 april is er een ernstige eruptie en een deel van de stad wordt met as bedekt. Gevluchte bewoners van getroffen dorpen uit de omgeving stromen de stad in. Enkele dagen voor Hemelvaartsdag zijn er al tamelijk veel slachtoffers in St.Pierre en omgeving gevallen. Waarom bleven de mensen in de stad?? Evacuatie gaf grote problemen, de wegen van en naar de stad waren uiterst primitief en de veerboten, het belangrijkste middel van transport, hadden niet de capaciteit om zoveel mensen ineens te vervoeren.
Gouverneur Mouttet, pas één jaar op het eiland, had grote moeite met het probleem. Omringd door de rijke plantagehouders en andere zakenlieden, die hem ervan overtuigden dat evacuatie grote financiële consequenties met zich mee zouden brengen. Als hij desondanks toch tot evacuatie zou overgaan en de vulkaan zou niet uitbarsten, dan zou hij zijn mooie carrière wel kunnen vergeten!
Wat doe je in zo'n geval, natuurlijk, hij vormde een commissie om de risico's te inventariseren. De commissie werd geleid door monsieur Landes, leraar natuurkunde op de school. Conclusie: er is géén gevaar. Een redelijk premature conclusie, die aangaf hoe weinig men in die tijd van vulkanen afwist. Ook zou evacuatie de komende verkiezingen wel eens héél nadelig kunnen beïnvloeden. De lokale krant, 'les Colonies' deed zijn best de mensen te overtuigen dat er geen enkel gevaar dreigde. Toch verlieten enige honderden inwoners de stad. Dat een vulkaan zo'n grote stad zou kunnen vernietigen kon men zich onmogelijk voorstellen. Het is inmiddels 8 mei en Hemelvaartsdag.
Velen, ook uit de verre omtrek, komen in alle vroegte naar de stad om de dienst in de kerk bij te wonen. Wel zien ze rode rook uit de vulkaan komen. Dan is het twee minuten na acht uur. De zijkant van de vulkaan wordt vuurrood en barst open, een gigantische vuurbal van toxic gas met een temperatuur van over de duizend graden, met meer kracht dan een atoombom, vernietigt in slechts drie minuten de hele stad St. Pierre. 29.933 mensen worden levend verbrand. In één gigantische explosie wordt de gehele stad van de aardbodem weggevaagd, slechts wat stenen muren van de huizen staan nog overeind, daartussen de verkoolde lichamen van de inwoners. Elf van de twaalf voor anker liggende schepen in de baai ondergaan hetzelfde lot, verbranden en zinken. Slechts één schip weet met enkele overlevenden weg te komen uit het inferno.
De stad is weer opgebouwd, op de puinhopen van een tragedie herrees een nieuw St.Pierre. Nu met slechts 5000 inwoners. Het oogt heel sympathiek vanaf het water gezien, de huizen zijn tot op het strand gebouwd met in elke achtertuin wel een paar palmen. In de middag lopen we eerst even langs het VVV kantoortje en hebben dan nog net een uur om het museum te bezoeken betreffende de Vulkaan uitbarsting. Ze hebben het onderverdeeld in St.Pierre vóór en St.Pierre na de ramp. Saint Pierre avant la catastrophe! Prachtige zwart-wit foto's geven een beeld van het decadente leven van de stad in 1902. Vrouwen in lange kleding met witte parasolletjes en de mannen met tropenhelmen en wandelstok. Langs de kade honderden vaten met rum, klaar voor verscheping. De vierkant getuigde zeilschepen in de baai zullen voor het vervoer naar Europa zorgen. De foto's zijn verstilde momenten maar geven een fascinerend beeld van de stad, die ze de parel van de Caribbean noemde.
Dan komen foto's van na de ramp en vitrines met half gesmolten voorwerpen, zoals die uit de muziekschool, trompetten, klarinetten en trombones, ineen geschrompeld tot nauwelijks meer te herkennen voorwerpen. Persoonlijke attributen van inwoners als horloges, brillen, pennen en tientallen huishoudelijke zaken. Glazen uit een winkel versmolten tot één grote brok en uit een ijzerwinkel de restanten van duizenden spijkers,schroeven tot één geheel geklonterd. De grote bronzen klok van de Kerktoren staat als een mislukte in elkaar gezakte plumpudding op een voetstuk midden in het kleine museum. Dan lezen we nog iets heel bijzonders. Er was zegge en schrijve één overlevende. Zijn naam Cyparis, een moordenaar die in een stenen cel onder de grond zijn straf uitzat. Vier dagen na de ramp werd hij gevonden, hij had zich in leven kunnen houden door het regenwater wat langs zijn celmuur droop ervan af te likken. Hij was ernstig verbrand. Hij werd een 'beroemde' man en werd later ingehuurd door het Amerikaanse circus Barnum, die hem als
enige overlevende van het inferno aan het publiek ten toon stelde, waar hij zijn brandwonden kon laten zien.

Donderdag 22 maart 241ste dag.
In het VVV blaadje lezen we wat er nog meer te doen en te beleven is in de omgeving. Onze keus valt op een bijzondere wandeling langs het 'Canal de Beauregard'. 
Tijdens de steile wandeling naar het beginpunt komen we langs een weiland waar een stier aan een ketting ligt. Het dier heeft zich helemaal vast gedraaid en kan geen kant meer op. Z'n ton met water is buiten bereik en hij ligt in de gloeiende zon met z'n lijf vol vliegen. We halen de ketting van de boomstronk die daar omheen gewikkeld zit. Het arme beest loopt gelijk naar de ton en drinkt hem in één keer leeg om zich daarna aan het groene gras tegoed te doen. Na nog een uur de berg oplopen zijn we bij het beginpunt van het kanaal. Een watervoorziening, gebouwd door slaven in 1760, langs een steile bergwand, voor de destilleerderijen. Het 'kanaal' is hooguit vijftig centimeter breed en de muurtjes om het water erbinnen te houden nog géén veertig centimeter. Daarop moet je lopen!! Een groot bord bij het begin van deze bijzondere Randonnee waarschuwt voor het volgende: Ten sterkste af te raden voor kinderen en mensen met vertigo ( hoogtevrees). Moedig gaan we op weg, maar na enkele honderden meters zie ik waar de waarschuwing voor is! Behoorlijk diep beneden me zitten de vogels in de toppen van de bomen. Dit is niks voor mij. Omdraaien op een muurtje van slechts 18 inches vind ik al een hele tour en ik keer terug op mijn eerder gezette angstige schreden. Géén zin om me drie en een halve kilometer te forceren. René loopt rustig door, hij zit ook regelmatig hoog in de mast van de 'Robeyne' voor weer één of ander klusje. Voor hem géén vertigo. We zien elkaar later die middag wel weer ergens. Volgens Fransen die ik spreek als ik weer veilig bij het begin sta, heeft de bouw van het kanaal vele levens van slaven gekost. Er staat ook nog een s.o.s telefoonpaal voor noodgevallen, dan weet ik dat ik een verstandige beslissing heb genomen. Het is al met al nog bijna acht kilometer teruglopen en behoorlijk warm, Terug in het dorp nestel ik me op een terrasje aan de straat voor een halve liter cola met veel ijs en een omelet nature. Een corpulente dame in een rijkelijk met bloemen versierde jurk gaat tegenover het terrasje voor het mooie wit grijze en in koloniale stijl gebouwde stadhuis zitten. Ze klapt haar meegebrachte stoeltje uit en uit een boodschappenkar komt een mand met bruine puntzakken. De duiven, half slapend in de dakgoten van het stadhuis komen van hun hoge uitkijkposten naar beneden en omringen haar zodra ze zich gesetteld heeft. Een grote roze hoed tegen de felle zon en 'cadeautjes' van de rondvliegende duiven siert haar hoofd. De uitbater van het tentje waar ik zit kent haar wel. Ze komt elke dag, vertelt hij me en ze verkoopt zelden haar nootjes. Als ze er genoeg van heeft gooit ze de puntzakken leeg op straat en verdringen de duiven zich voor deze traktatie. Inmiddels heeft René me weer gevonden en tijdens een heerlijke koude pression vertelt hij enthousiast over de wandeltocht door een fenomenale natuur. Eten doen we 's avonds in een gezellig restaurant. De eigenaar en zijn vrouw kwamen hier ooit binnenvaren met hun zeilboot en waren zo gecharmeerd van de plaats dat ze zijn blijven hangen en een eethuisje zijn begonnen, maar dat is wel 24 jaar geleden.


Beer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten