Van woensdag 11 april 261ste dag tot
zaterdag 14 april 264ste dag.
Koffie drinken doen we natuurlijk met
de crew van de 'Zsa Zsa' om weer eens lekker bij te praten en
avonturen en ervaringen uit te wisselen. Ze varen de laatste week
samen op met vrienden van hen die voor één maand een 40 voet
Bavaria hebben gehuurd op Antigua. Het zijn Luc, Mirjam en twee
kinderen. Ze hebben nauwelijks zeilervaring en George is op veel
punten hun houvast. Tot nu toe gaat het allemaal heel goed en ze
genieten van het het leven in de Carieb. De ochtend is voor les geven
en dat geldt voor beide boten. In de middag wordt er volop gezwommen
en gesnorkeld. Buiten de meer bekende vissen zien we roggen, een
schildpad en zowaar een z.g. angelvis die vinnen heeft als veren van
een paradijsvogel en als een ballerina door het water danst. We
wijzen elkaar waar ze zit en steken onze duim op onderwater als
bevestiging hoe mooi we het vinden. De kinderen doen dapper mee, het
moet toch wel een geweldige ervaring voor ze zijn. De meiden varen
ook rond met de dingy's alsof ze nooit anders gedaan hebben, stoer
hoor! René en ik maken nog een wandeling naar een groot binnenmeer
waar in de omgeving apen zouden zitten, die zien we niet! Wel geiten,
pelikanen en een groot landgoed waar een makelaar huist, ze zijn wel
wat van plan met het meer en omgeving, helemaal duidelijk is het
niet. De volgende dag zeilen we naar de Basseterre, de hoofdstad van
St.Kitts. Er is een marina met douches! Niet onverstandig daar maar
eens te gaan kijken. Port Zante heet de kleine jachthaven en met vier
Nederlandse schepen, er kwam nog een landgenoot aanvaren, is de haven
gelijk bijna vol. Basseterre is een 'delightful old town' zoals het
in Doyle's Cruising Guide staat. Het centrum, The Circus, is een
mini uitvoering van Piccadilly in Londen. Op een terras, dat uitziet
over het levendige stadje, verorberen we een heerlijke salade en
lopen daarna nog wat rond.
Er liggen twee giga cruiseschepen aan de
terminal en het is weer shopping time voor de passagiers. De eilanden
leven van het toerisme en als er schepen binnen liggen is het drukte
alom. Ook wij shoppen even, maar niet bij de fancy boetieks of de
juwelier, nee gewoon bij de supermarkt voor onze dagelijkse
mondvoorraad. Terug aan boord ligt er een vissersboot naast ons die
net van zee is gekomen, de bemanning is al van boord maar op het dek
hebben ze een vis achtergelaten, het is een haai van ruim een meter,
een nurseshark en die moet natuurlijk even op de foto! In de avond
nog even 'bieren' bij Luc en Mirjam die naast ons liggen maar als Luc
begint te geeuwen, steekt hij ons allemaal aan en is het 'time to go'
. Als we weer wakker worden is het vrijdag de dertiende en voor een
zeeman géén goede dag om te vertrekken. Toch tarten we het noodlot
en gooien klokslag tien uur de lijnen los en motoren de haven uit. De
afstand naar St. Eustatius is 22 mijl, geen afstand van betekenis
ware het niet dat we wel proberen er om uiterlijk drie uur te zijn.
De douane, waar we moeten inklaren sluit z'n deuren om vier uur, we
hebben dus geen zeeën van tijd. De genua is met de achter in komende
wind voldoende om vier knopen te halen en dan moet het lukken.
St.Eustatius, we leerden het al op school, de bovenwindse eilanden
St.Maarten, Saba en St. Eustatius en de benedenwindse: Aruba, Bonaire
en Curacao.
St.Eustatius ook wel Statia genoemd is
een klein eiland met een indrukwekkende geschiedenis. In de Gouden
Eeuw, eind 1700 was Oranjestad, de hoofdplaats van het eiland, DE
handelsstad van de gehele Carieb en één van de drukste havens van
de wereld! Honderden zeilschepen lagen soms tegelijkertijd in de
baai. Aan de wal winkels en warenhuizen waar goederen uit de gehele
wereld te koop waren. Zijde, zilver, goud, huishoudelijke artikelen,
slaven!, geweren, suiker, tabak en katoen.
De Nederlanders hadden er een vrijhaven
van gemaakt. Je kon er alles kopen en verkopen met de juiste
documenten. Landen die geen handel met elkaar mochten drijven omdat
ze weer eens in oorlog met elkaar waren, deden dat via Statia wel.
Aan goederen die elders gemaakt waren, werden documenten gehangen
met 'made in Statia'. Het was officieel goed gekeurde smokkel en de
achtduizend op het eiland wonende Nederlandse, Engelse en Joodse
handelaren werden puissant rijk. St. Eustatius werd de 'Gouden Rots'
genoemd. Per jaar brachten drie en een half duizend zeilende
koopvaarders een bezoek aan dit unieke eiland met zijn vrijhaven. Dit
was een doorn in het oog van de Engelsen, vooral de wapenhandel en ze
stuurden Admiraal Rodney om orde op zaken te stellen. Oorlog dus
tussen Engeland en Holland. Toen Rodney de baai binnenvoer vond hij
dat Gouverneur De Graaf zich wel erg makkelijk overgaf. Rodney nam
alle schepen en warenhuizen in beslag maar vond bitter weinig cash en
andere waardevolle zaken. Wat hij wel vond, dat er voor zo'n kleine
bevolking, veel begrafenissen waren en liet een treurige stoet
stoppen en onderzocht de kist. Rodney had het goed begrepen, de kist
zat vol juwelen en geld en een beetje graafwerk op het kerkhof bracht
de rest van het vergaarde fortuin boven water! Ook in de kleding van
de handelaren die van het eiland wilden vertrekken zaten duizenden
ponden sterlings ingenaaid. De Hollanders lieten het er natuurlijk
niet bij zitten en eind achttiende eeuw was het weer van ons en de
handel als vanouds. In begin van de negentiende eeuw veranderde het
politieke en economische klimaat in de Carieb en verloor Statia zijn
rol van 'Caribbean's first shopping mall'. De inwoners trokken weg en
de warenhuizen langs de kust, die gebouwd waren op zand, werden prooi
van de golven en de regelmatig terugkerende orkanen vernietigden het
laag gelegen stadsdeel.
Als we de de kust naderen is het nog
ruim voor sluitingstijd van de douane en na onszelf vastgeketend te
hebben aan een mooring tuffen we naar de dingy steiger en staan even
later bij de Koninklijke Marechaussee die ons in een kwartiertje
inklaart en kunnen we het eiland gaan verkennen. Restanten van
funderingen van de gebouwen die langs het water stonden zijn nog goed
te zien. Er wordt veel gerestaureerd met hulp uit Nederland en we
zien en horen enthousiaste bouwers in de oude vervallen panden. Er
wonen 3400 mensen op Eustatius en veel hebben werk op de enorme
olieopslag depots in het noorden van het eiland. De sfeer is erg
vriendelijk, iedereen groet elkaar.
We lopen tegen de steile 'old
cobbled Slave road' op naar het hoger gelegen stadsdeel van
Oranjestad. Als je wilt heb je alles in een uur gezien, maar dan
moeten de historische gebouwen wel open zijn en dat is niet het
geval. Fort Oranje en het huis waar Admiraal Rodney gedurende de
Engelse bezetting heeft gewoond, beide gesloten. Terug maar en aan
het water een biertje drinken. We lopen Richard tegen het lijf, een
solozeiler die we al op de Kaap Verdische eilanden ontmoet hebben.
Zijn reis gaat voorspoedig toch heeft ie een probleem, hij heeft een
vrouw ontmoet op St.Vincent, ze stond in een boetiekje, ze keken naar
elkaar en nu heeft ie een probleem, verliefd! , met alle
consequenties van dien. Zij mee naar Nederland? geen optie, hij hier
wonen? Moet er wel werk voor hem zijn, kortom, de twijfel straalt van
z'n gezicht, ja, ja, dat kan ervan komen als je met je rugzak en je
bootje op avontuur gaat! Proost Richard en we nemen d'r nog maar een.
Op zaterdagochtend komt er een bootje
naar ons toe getuft. De zeiler heeft net vastgemaakt aan een mooring
en komt even buurten. Als hij met een kop koffie in de kuip zit horen
we zijn verhaal . Tom, heeft z'n schip in Florida gekocht tijdens de
crisis, een 40 voet Hunter voor 30.000,= dollar!
Moest wel wat aan gedaan worden maar
hij is handig genoeg. Hij heeft de hele wereld doorkruist, nee, niet
met het schip, maar op de motor en met zijn vrouw. Twintig jaar lang
hebben ze alle werelddelen bereden behalve China, daar mochten ze
niet in. Tussendoor werd er op verschillende continenten gewerkt. Nu
is zijn vrouw dood, ze overleed een aantal jaren geleden, en zwerft
Tom, want dat zit toch in zijn bloed, over de wereldzeeën. Hij is
Duitser, spreekt vloeiend Frans , Spaans en Engels. Hij nodigt ons
uit in de avond bij hem aan boord wat te komen drinken. De middag
gebruiken we om nogmaals de kant op te gaan en lopen even later op
een begraafplaats. De mensen op het eiland hebben vaak bijnamen
getuige de grafstenen. We lezen: Hendrik Kanters, better known as
“Dutch plumber” en John Jay Jandska bijnaam “Rock”. Bij ons
obligate teksten als; geboren..... en overleden...... zijn hier
vervangen door; sunrise.... en sunset..... Verder is er weinig
respect voor de doden, de graven zijn verwaarloosd en kunstbloemen
liggen her en der verspreid over de begraafplaats maar, dan zie ik
wie dan gedaan hebben, de koeien die er rustig grazen hebben zich
natuurlijk vergist in de aantrekkelijk uitziende boeketten. De
oudste grafzerk die we vinden is uit het jaar 1750. De historische
gebouwen zijn nog immer gesloten en langs wat ruïnes lopen we weer
terug. De rode en gele IJsselsteentjes waar de gebouwen van werden
opgetrokken, dienden nog een doel, ze waren de ballast voor de
zeilschepen die leeg uit Holland kwamen en hier hun lading kwamen
innemen. De avond bij Tom aan boord is gevuld met bizarre avonturen
van zijn jarenlange zwerftochten over onze aardbol en hij kan nog
lekker koken ook!
Beer.
Cool...Opa heeft een haai gevangen!
BeantwoordenVerwijderenTijn en Alexander vinden dit heeeel stoerrr!