zondag 15 april 2012

St. Eustatius


Van woensdag 11 april 261ste dag tot zaterdag 14 april 264ste dag.

Koffie drinken doen we natuurlijk met de crew van de 'Zsa Zsa' om weer eens lekker bij te praten en avonturen en ervaringen uit te wisselen. Ze varen de laatste week samen op met vrienden van hen die voor één maand een 40 voet Bavaria hebben gehuurd op Antigua. Het zijn Luc, Mirjam en twee kinderen. Ze hebben nauwelijks zeilervaring en George is op veel punten hun houvast. Tot nu toe gaat het allemaal heel goed en ze genieten van het het leven in de Carieb. De ochtend is voor les geven en dat geldt voor beide boten. In de middag wordt er volop gezwommen en gesnorkeld. Buiten de meer bekende vissen zien we roggen, een schildpad en zowaar een z.g. angelvis die vinnen heeft als veren van een paradijsvogel en als een ballerina door het water danst. We wijzen elkaar waar ze zit en steken onze duim op onderwater als bevestiging hoe mooi we het vinden. De kinderen doen dapper mee, het moet toch wel een geweldige ervaring voor ze zijn. De meiden varen ook rond met de dingy's alsof ze nooit anders gedaan hebben, stoer hoor! René en ik maken nog een wandeling naar een groot binnenmeer waar in de omgeving apen zouden zitten, die zien we niet! Wel geiten, pelikanen en een groot landgoed waar een makelaar huist, ze zijn wel wat van plan met het meer en omgeving, helemaal duidelijk is het niet. De volgende dag zeilen we naar de Basseterre, de hoofdstad van St.Kitts. Er is een marina met douches! Niet onverstandig daar maar eens te gaan kijken. Port Zante heet de kleine jachthaven en met vier Nederlandse schepen, er kwam nog een landgenoot aanvaren, is de haven gelijk bijna vol. Basseterre is een 'delightful old town' zoals het in Doyle's Cruising Guide staat. Het centrum, The Circus, is een mini uitvoering van Piccadilly in Londen. Op een terras, dat uitziet over het levendige stadje, verorberen we een heerlijke salade en lopen daarna nog wat rond. 
Er liggen twee giga cruiseschepen aan de terminal en het is weer shopping time voor de passagiers. De eilanden leven van het toerisme en als er schepen binnen liggen is het drukte alom. Ook wij shoppen even, maar niet bij de fancy boetieks of de juwelier, nee gewoon bij de supermarkt voor onze dagelijkse mondvoorraad. Terug aan boord ligt er een vissersboot naast ons die net van zee is gekomen, de bemanning is al van boord maar op het dek hebben ze een vis achtergelaten, het is een haai van ruim een meter, een nurseshark en die moet natuurlijk even op de foto! In de avond nog even 'bieren' bij Luc en Mirjam die naast ons liggen maar als Luc begint te geeuwen, steekt hij ons allemaal aan en is het 'time to go' . Als we weer wakker worden is het vrijdag de dertiende en voor een zeeman géén goede dag om te vertrekken. Toch tarten we het noodlot en gooien klokslag tien uur de lijnen los en motoren de haven uit. De afstand naar St. Eustatius is 22 mijl, geen afstand van betekenis ware het niet dat we wel proberen er om uiterlijk drie uur te zijn. De douane, waar we moeten inklaren sluit z'n deuren om vier uur, we hebben dus geen zeeën van tijd. De genua is met de achter in komende wind voldoende om vier knopen te halen en dan moet het lukken. St.Eustatius, we leerden het al op school, de bovenwindse eilanden St.Maarten, Saba en St. Eustatius en de benedenwindse: Aruba, Bonaire en Curacao.
St.Eustatius ook wel Statia genoemd is een klein eiland met een indrukwekkende geschiedenis. In de Gouden Eeuw, eind 1700 was Oranjestad, de hoofdplaats van het eiland, DE handelsstad van de gehele Carieb en één van de drukste havens van de wereld! Honderden zeilschepen lagen soms tegelijkertijd in de baai. Aan de wal winkels en warenhuizen waar goederen uit de gehele wereld te koop waren. Zijde, zilver, goud, huishoudelijke artikelen, slaven!, geweren, suiker, tabak en katoen.
De Nederlanders hadden er een vrijhaven van gemaakt. Je kon er alles kopen en verkopen met de juiste documenten. Landen die geen handel met elkaar mochten drijven omdat ze weer eens in oorlog met elkaar waren, deden dat via Statia wel. Aan goederen die elders gemaakt waren, werden documenten gehangen met 'made in Statia'. Het was officieel goed gekeurde smokkel en de achtduizend op het eiland wonende Nederlandse, Engelse en Joodse handelaren werden puissant rijk. St. Eustatius werd de 'Gouden Rots' genoemd. Per jaar brachten drie en een half duizend zeilende koopvaarders een bezoek aan dit unieke eiland met zijn vrijhaven. Dit was een doorn in het oog van de Engelsen, vooral de wapenhandel en ze stuurden Admiraal Rodney om orde op zaken te stellen. Oorlog dus tussen Engeland en Holland. Toen Rodney de baai binnenvoer vond hij dat Gouverneur De Graaf zich wel erg makkelijk overgaf. Rodney nam alle schepen en warenhuizen in beslag maar vond bitter weinig cash en andere waardevolle zaken. Wat hij wel vond, dat er voor zo'n kleine bevolking, veel begrafenissen waren en liet een treurige stoet stoppen en onderzocht de kist. Rodney had het goed begrepen, de kist zat vol juwelen en geld en een beetje graafwerk op het kerkhof bracht de rest van het vergaarde fortuin boven water! Ook in de kleding van de handelaren die van het eiland wilden vertrekken zaten duizenden ponden sterlings ingenaaid. De Hollanders lieten het er natuurlijk niet bij zitten en eind achttiende eeuw was het weer van ons en de handel als vanouds. In begin van de negentiende eeuw veranderde het politieke en economische klimaat in de Carieb en verloor Statia zijn rol van 'Caribbean's first shopping mall'. De inwoners trokken weg en de warenhuizen langs de kust, die gebouwd waren op zand, werden prooi van de golven en de regelmatig terugkerende orkanen vernietigden het laag gelegen stadsdeel.
Als we de de kust naderen is het nog ruim voor sluitingstijd van de douane en na onszelf vastgeketend te hebben aan een mooring tuffen we naar de dingy steiger en staan even later bij de Koninklijke Marechaussee die ons in een kwartiertje inklaart en kunnen we het eiland gaan verkennen. Restanten van funderingen van de gebouwen die langs het water stonden zijn nog goed te zien. Er wordt veel gerestaureerd met hulp uit Nederland en we zien en horen enthousiaste bouwers in de oude vervallen panden. Er wonen 3400 mensen op Eustatius en veel hebben werk op de enorme olieopslag depots in het noorden van het eiland. De sfeer is erg vriendelijk, iedereen groet elkaar. 

We lopen tegen de steile 'old cobbled Slave road' op naar het hoger gelegen stadsdeel van Oranjestad. Als je wilt heb je alles in een uur gezien, maar dan moeten de historische gebouwen wel open zijn en dat is niet het geval. Fort Oranje en het huis waar Admiraal Rodney gedurende de Engelse bezetting heeft gewoond, beide gesloten. Terug maar en aan het water een biertje drinken. We lopen Richard tegen het lijf, een solozeiler die we al op de Kaap Verdische eilanden ontmoet hebben. Zijn reis gaat voorspoedig toch heeft ie een probleem, hij heeft een vrouw ontmoet op St.Vincent, ze stond in een boetiekje, ze keken naar elkaar en nu heeft ie een probleem, verliefd! , met alle consequenties van dien. Zij mee naar Nederland? geen optie, hij hier wonen? Moet er wel werk voor hem zijn, kortom, de twijfel straalt van z'n gezicht, ja, ja, dat kan ervan komen als je met je rugzak en je bootje op avontuur gaat! Proost Richard en we nemen d'r nog maar een.
Op zaterdagochtend komt er een bootje naar ons toe getuft. De zeiler heeft net vastgemaakt aan een mooring en komt even buurten. Als hij met een kop koffie in de kuip zit horen we zijn verhaal . Tom, heeft z'n schip in Florida gekocht tijdens de crisis, een 40 voet Hunter voor 30.000,= dollar!
Moest wel wat aan gedaan worden maar hij is handig genoeg. Hij heeft de hele wereld doorkruist, nee, niet met het schip, maar op de motor en met zijn vrouw. Twintig jaar lang hebben ze alle werelddelen bereden behalve China, daar mochten ze niet in. Tussendoor werd er op verschillende continenten gewerkt. Nu is zijn vrouw dood, ze overleed een aantal jaren geleden, en zwerft Tom, want dat zit toch in zijn bloed, over de wereldzeeën. Hij is Duitser, spreekt vloeiend Frans , Spaans en Engels. Hij nodigt ons uit in de avond bij hem aan boord wat te komen drinken. De middag gebruiken we om nogmaals de kant op te gaan en lopen even later op een begraafplaats. De mensen op het eiland hebben vaak bijnamen getuige de grafstenen. We lezen: Hendrik Kanters, better known as “Dutch plumber” en John Jay Jandska bijnaam “Rock”. Bij ons obligate teksten als; geboren..... en overleden...... zijn hier vervangen door; sunrise.... en sunset..... Verder is er weinig respect voor de doden, de graven zijn verwaarloosd en kunstbloemen liggen her en der verspreid over de begraafplaats maar, dan zie ik wie dan gedaan hebben, de koeien die er rustig grazen hebben zich natuurlijk vergist in de aantrekkelijk uitziende boeketten. De oudste grafzerk die we vinden is uit het jaar 1750. De historische gebouwen zijn nog immer gesloten en langs wat ruïnes lopen we weer terug. De rode en gele IJsselsteentjes waar de gebouwen van werden opgetrokken, dienden nog een doel, ze waren de ballast voor de zeilschepen die leeg uit Holland kwamen en hier hun lading kwamen innemen. De avond bij Tom aan boord is gevuld met bizarre avonturen van zijn jarenlange zwerftochten over onze aardbol en hij kan nog lekker koken ook!
Beer.


1 opmerking:

  1. Cool...Opa heeft een haai gevangen!
    Tijn en Alexander vinden dit heeeel stoerrr!

    BeantwoordenVerwijderen